
door enige regel die op wijze
ervaring steunt.«
O.S.B.
De Benedictijner Monniken

De Benedictijner Monniken
De oudste orde van de katholieke kerk werd gesticht tijdens de Grote Volksverhuizing aan het begin van de 6e Eeuw in Midden-Italië. Benedictus van Nursia (ca. 480 – 547) stichtte het klooster van Monte Cassino. Daar schreef hij een kloosterregel (Regel van de Heilige Benedictus).
De oorsprong van deze regel is te vinden in de ervaringen van Benedictus als monnik en abt, de Bijbel en veelal oudere regel-teksten. Het gebed, het meditatieve lezen en het werken behoren tot de belangrijkste beginselen die de monastieke gemeenschap vorm geven. Door het ondertekenen van een acte verbinden de monniken zich bij de intreding in aanwezigheid van allen tot `stabiliteit en een monastieke manier van leven en gehoorzaamheid` (Regel van Benedictus 58, 17–18).
In het jaar 577 werd het klooster van Monte Cassino verwoest. De monniken gingen naar Rome. Pas in de tijd van Karel de Grote zet zich de regel van de Heilige Benedictus in bijna alle katholieke kloosters in Europa door. Hoewel het leven van de Benedictijner monniken zich voornamelijk afspeelt binnen hun kloosters, kregen ze voor de Kerk en de samenleving van de Middeleeuwen een belangrijke betekenis. Veel gebieden werden gekerstend door de monniken. De kloosters werden gebruikt als culturele centra, omdat de monniken konden lezen en schrijven, ze hadden boeken en hielden scholen in stand.
De nabijheid van de adelijke stand die mede de kloosters stichtten veroorzaakte voor vele kloosters een soms gevaarlijke afhankelijkheid. De Bourgondische abdij van Cluny, uitgaande van de hervormingsgezinde beweging, kwam daartegen in het geweer. De benedictijnse kloosters van Cluny moesten uitsluitend aan de abt van Cluny en de Heilige Stoel onderworpen zijn. De kloosters ontwikkelden een zeer plechtige en tijdrovende manier om hun religieuze diensten te vieren. Andere punten van zorg van het monastieke leven, zoals het werk, traden op de achtergrond.
In sommige kloosters probeerden ze terug te keren naar een eenvoudiger levensstijl. De cisterciënzer monniken wilden de Regel van de Heilige Benedictus zo mogelijk letterlijk toepassen. Daarnaast ontstonden ook kloosterorden die andere regels volgden. Flexibeler dan de benedictijnen en de cisterciënzers waren de franciscanen en dominicanen in staat om te reageren op nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij en wisten op deze wijze goed opgeleide monniken op verschillende locaties in te zetten.
Maar de Benedictijnse kloosters bleven bestaan. Paus Benedictus XII. (1334 – 1342) voerde hervormingen in en eiste van de kloosters in 1336 de vorming van regionale samenwerkingsverbanden. Dit resulteerde in volgende eeuwen tot een grote verscheidenheid van Benedictijnse congregaties, bij voorbeeld in de 15de Eeuw de in Duitsland breed verbreide Bursfeld congregatie. In de 16e Eeuw werd een deel van de kloosters het slachtoffer van de Reformatie. Echter, daar waar de monniken in staat waren om vrij te beslissen over hun toekomst, bleven ze in het algemeen katholiek.
In de 18e Eeuw, de tijd van de Verlichting, werd nut en zin van het voortbestaan van de kloosters aan de orde gesteld. Dit leidde in het begin van de 19e Eeuw tot de opheffing van bijna alle kloosters in Duitsland (secularisatie, de „Reichsdeputationshauptschluss“ van 1803). Het eigendom ging over op de landheren. De waardevolle manuscripten van de kloosterbibliotheken kwamen terecht deels in staatsbibliotheken of werden vernietigd. Het bewijst de kracht en het belang van het religieuze leven, dat het ook deze crisis overleefde.
In de tijd van de romantiek ontwikkelde zich al snel een nieuwe waardering van de katholieke orden. Reeds in 1830 werd de Beierse Benedictijner abdij Metten opnieuw betrokken door monniken. De abdij Beuron werd gerestaureerd in 1863 en werd daarna het centrum van de Beuron Benedictijnse congregatie. Ondanks tegenslagen ten tijde van de “Kulturkampf“ in het laatste deel van de 19e Eeuw en later onder het nazi-regime zijn er op dit moment in Duitsland ongeveer vijftig vrouwen en mannen benedictijner kloosters.
Sinds 1893 zijn de benedictijner kloosters over de hele wereld organisatorisch samengebundeld in de Benedictijnse Confederatie. Als vertegenwoordiger van de Orde wordt dit geleid door de abt primaat, die zijn zetel in de Romeinse abdij van S. Anselmo heeft. De abt primaat van nu is op dit moment de voormalige abt van Sint-Ottilien, Notker Wolf. In Sant’Anselmo houdt de Orde een internationale hoge school in stand. De Duitstalige kloosters openden in 1926 in Salzburg het College van de Heilige Benedictus als een studiehuis voor de volgende generaties.